Aardbeivlek
Een aardbeivlek (hemangionen) is een bult die rood, paars, blauw of huidkleurig kan zijn en komen voor bij baby’s en jonge kinderen. Een aardbeivlek ontstaat doordat de cellen in bloedvaten sneller groeien dan normaal. Het zijn goedaardige tumoren die voornamelijk uit bloedvaten bestaan. Vaak ontstaat de bult een aantal weken na de geboorte. Meestal verdwijnen aardbeivlekken spontaan, maar soms is er een behandeling nodig. Een aardbeivlek komt vaak voor, 8 van de 100 kinderen krijgt een aardbeivlek.
De aardbeivlek zit bijna altijd op de huid, maar komt soms ook op andere plaatsen in het lichaam voor, zoals de lever, longen of darmen.
De kans op een aardbeivlek is groter:
- Bij meisjes.
- Bij kinderen met een laag gewicht bij de geboorte.
- Bij te vroeg geboren kinderen.
- Bij meerlingen (tweelingen, drielingen).
- Als een broertje of zusje of vader of moeder ook een aardbeivlek heeft.
- Bij een wat oudere moeder.
- Bij een stuitligging.
- Als er problemen waren tijdens de zwangerschap, bijvoorbeeld met de moederkoek en een hoge bloeddruk met eiwitten in de urine.
Bij een aardbeivlek kunt u last hebben van de volgende klachten:
- Meteen bij de geboorte is de aardbeivlek er vaak nog niet, wel kan er al een lichtrode of bleke vlek op de huid zitten.
- Na een aantal dagen of weken ziet u rode stipjes of kleine bloedvaten in de plek.
- Als de aardbeivlek in het bovenste deel van de huid zit, is deze rood of paars. De vlek kan glad zijn of een beetje bobbelig.
- Als de aardbeivlek dieper in de huid zit, is deze blauw of heeft de vlek de normale huidskleur. Deze aardbeivlek is vaak niet goed te zien.
- Er kan ook een combinatie van de twee mogelijk zijn.
- Bij de helft van de kinderen met een aardbeivlek, zit de vlek in het gezicht of de hals.
Er zijn verschillende typen aardbeivlekken mogelijk:
- Congenitaal (aanwezig bij de geboorte)
- Infantiel of verworven (afwezig bij de geboorte)
- Nodulair (afgebakend)
- Segmenteel (landkaartachtige vorm)
Een aardbeivlek heeft meestal geen behandeling nodig en u kunt er zelf niks tegen doen. Maak wel een afspraak bij de huisarts als u verwacht dat uw kind een aardbeivlek heeft.
Meestal stoppen aardbeivlekken na ongeveer 7 tot 12 maanden met groeien. De aardbeivlek wordt vanzelf minder. Dit gebeurt meestal als uw kind tussen de 2 en 6 jaar is. Eerst zult u zien dat de plek minder rood of grijs of huidkleurig wordt. De aardbeivlek wordt dan steeds minder dik; het oppervlak blijft even groot. Als de vlek weg is, kan uw kind wel altijd nog een litteken behouden.
U moet naar de dokter als:
- U denkt dat uw kind een aardbeivlek heeft.
- De aardbeivlek pijn doet.
- Er korstjes of wondjes op de aardbeivlek zitten.
- De aardbeivlek bloedt.
- U denkt dat de aardbeivlek ontstoken is.
- U vindt dat de aardbeivlek snel groeit of verandert.
- U zich zorgen maakt.
Een aardbeivlek hoeft meestal niet behandeld te worden. Soms is een behandeling wel nodig, bijvoorbeeld wanneer:
- De aardbeivlek pijn doet.
- Er een wond in de aardbeivlek zit. Dit wondje kan lang blijven zitten en littekens geven.
- De aardbeivlek op een vervelende, duidelijk zichtbare of gevaarlijke plek zit.
- De arts denkt dat uw kind littekens krijgt van de aardbeivlek. Dat kan bij meisjes bijvoorbeeld zo zijn bij aardbeivlekken op de borst.
De behandeling gebeurt meestal met medicijnen.